<< Terug naar artikels
Arbitrage en bemiddeling
- 14 -
juni
2019

Een verbeterde wettelijke geschillenregeling



Bij de start van een onderneming, bij het oprichten van een vennootschap, wordt gewoonlijk te weinig stil gestaan bij de mogelijkheid dat de partners in onenigheid kunnen komen. En zonder vooraf duidelijke afspraken te maken, in een aandeelhoudersovereenkomst of de statuten, kan men wel eens gevangen komen te zitten in het aandeelhouderschap.

Als ‘last resort’ kan men dan terugvallen op de wettelijke geschillenregeling, waarbij:

  • één of meer aandeelhouders die gezamenlijk effecten bezitten die 30 % vertegenwoordigen van de stemmen (of winstrechten), of (een) houder(s) van aandelen waarvan de nominale waarde of de fractiewaarde 30 % van het kapitaal vertegenwoordigt, om gegronde redenen in rechte kunnen vorderen dat een aandeelhouder zijn effecten overdraagt (art. 2:63 WVV). Een gegrond reden voor deze vordering tot uitsluiting is bijvoorbeeld het misbruik van meerderheid.

  • een aandeelhouder, ongeacht het aantal aandelen die hij of zij bezit, om gegronde redenen in rechte kan vorderen dat zijn effecten worden overgenomen door de aandeelhouders op wie deze gegronde redenen betrekking hebben (art. 2:68 WVV). Een gegronde reden om deze vordering tot uittreding in te stellen, kan bijvoorbeeld het uithongeren van de minderheidsaandeelhouder(s), waarbij jaar na jaar geen dividenden worden uitgekeerd ondanks dat de vennootschap daartoe in staat is, zijn.

Deze vorderingen kunnen dus niet worden ingesteld door de (dochter)vennootschap, enkel door haar aandeelhouders. Maar de vennootschap, en dat wordt met de nieuwe vennootschapswet duidelijk bevestigd, is wel volwaardige procespartij.

 

Procedure (2:66 en 2:68 WVV)

De rechter veroordeelt de gedaagde om, binnen de door hem gestelde termijn te rekenen van de betekening van het vonnis, zijn effecten aan de eisers over te dragen of over te nemen, en de eisers om deze effecten over te nemen of over te dragen tegen betaling van de prijs die hij vaststelt.

Het recht op betaling van de prijs ontstaat op het tijdstip van de eigendomsoverdracht. Indien de rechter de eigendomsoverdracht beveelt zonder op te leggen dat de definitieve prijs meteen wordt betaald, kan hij aan de eiser een zekerheidstelling voor de nog te betalen prijs opleggen. Het is dus op datum van eigendomsoverdracht dat de peildatum voor de prijsbepaling wordt vastgesteld. En dat is niet onbelangrijk omdat die als ijkpunt wordt genomen voor het bepalen van de waarde van de aandelen (die reeds kan zijn gedaald of gestegen door de handelingen van de overnemende of overdragende aandeelhouder). 

 

Bij de bepaling van de overnameprijs is de rechter gebonden door de contractuele of statutaire bepalingen over de vaststelling van de waarde van de effecten, voor zover deze bepalingen specifiek betrekking hebben op de hypothese van een gerechtelijke uitsluiting en deze overeenkomsten niet leiden tot een kennelijk onredelijke prijs. In ieder geval kan de rechter zich in de plaats stellen van iedere partij of derde die in de statuten of de overeenkomsten is aangewezen om de prijs te bepalen.
De rechter raamt de waarde van de effecten op het tijdstip waarop hij de overdracht ervan beveelt, tenzij dit tot een kennelijk onredelijk resultaat leidt. In dat geval mag hij, met inachtneming van alle relevante omstandigheden, beslissen tot een billijke prijsverhoging of -vermindering.

De rechter kan de eigendomsoverdracht bevelen tegen betaling van een provisionele prijs in afwachting van de bepaling van de definitieve prijs.

De rechter kan een deel van de prijs koppelen aan de instemming van de andere partij met de naleving van een niet-concurrentiebeding met de vennootschap dat hij voorstelt of met de verstrenging van een bestaand niet-concurrentiebeding. Op verzoek van gedaagden kan de rechter hen tevens ontheffen van een bestaand niet-concurrentiebeding, dan wel dergelijk beding beperken, al dan niet gekoppeld aan een vermindering van de prijs.

De rechter kan ook de verplichting opleggen om de zakelijke en persoonlijke zekerheden gesteld ten voordele van de vennootschap op te heffen of te laten opheffen, of daarvoor een gepaste tegengarantie te geven. De beslissing geldt als titel voor de vervulling van de formaliteiten verbonden aan de overdracht.

De overdracht gebeurt, in voorkomend geval, na de uitoefening van de eventuele rechten van voorkoop die in het vonnis worden genoemd, naar evenredigheid van ieders effectenbezit, tenzij anders is overeengekomen.

De overnemers zijn hoofdelijk gehouden tot betaling van de prijs.

 

Bevoegdheid van de voorzitter

Tevens nieuw sinds 1 mei 2019, is dat de voorzitter van de ondernemingsrechtbank (zitting houdend zoals in kort geding) een ruimere bevoegdheid wordt toebedeeld. Tot voor kort kon hij zich niet uitspreken over andere aspecten van het conflict tussen de partijen. Nu kan dat wel voor wat betreft:

  • in zoverre dit noodzakelijk is voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van de rechtsvordering tot uitsluiting of uittreding, elk geschil over een deel of het geheel van het eigendomsrecht op de effecten van de partijen, en

  • alle samenhangende geschillen over de financiële betrekkingen tussen de partijen en de vennootschap of met haar verbonden vennootschappen of personen, met name geschillen betreffende leningen, rekeningen-courant en zekerheden en over niet-concurrentiebedingen.

Bovendien kan de rechter, wanneer hij de uitsluiting of uittreding beveelt, in afwijking van de statutaire en contractuele overdrachtsbeperkingen:

  • zich in de plaats stellen van iedere partij of derde die in de statuten of de overeenkomsten is aangewezen om de prijs te bepalen waartegen het recht van voorkoop kan worden uitgeoefend;

  • de prijs waartegen het recht van voorkoop kan worden uitgeoefend bepalen, indien de bepalingen met betrekking tot het voorkooprecht tot een kennelijk onredelijke prijs zouden leiden;

  • mits toekenning van een disconto op de prijs, de termijn verkorten waarbinnen het recht van voorkoop kan worden uitgeoefend;

  • de toepassing weigeren van goedkeuringsclausules vastgesteld ten behoeve van de aandeelhouders.

Voor zover de begunstigden in het geding zijn betrokken, kan de rechter zich ook uitspreken over de geldigheid van elke overeenkomst of statutaire bepaling die de overdraagbaarheid van de effecten van de gedaagde beperkt of, in voorkomend geval, bevelen dat deze overeenkomsten overgaan op de verkrijgers van de effecten (art. 2:67 en 2:69 WVV).
 

Overname door de vennootschap

Maar deze vorderingen tot uitsluiting of uittreding dienen voor de rechtbank te worden ingeleid, wat niet alleen veel geld en tijd kost, maar ook op de relatie tussen de aandeelhouders of vennoten – die in de meeste gevallen in tussentijd nog verder (moeten) samenwerken - weinig positieve invloed heeft. Minstens omdat een gegronde reden moest worden bewezen.

Ook daaraan is de nieuwe vennootschapswet tegemoet gekomen: sinds 1 mei 2019 kan een aandeelhouder van een BV uittreden ten laste van het vennootschapsvermogen. Het voornaamste voordeel is dat er geen procedure dient te worden gevoerd. Het is dan de vennootschap zelf, en niet een andere aandeelhouder, die de aandelen zal inkopen tegen een scheidingsaandeel (tenminste zo het vennootschapsvermogen voldoende is, en dus de balans- en liquiditeitstest doorstaat).

Maar daar schuilt meteen ook het voornaamste nadeel: dat scheidingsaandeel is ‘maximaal gelijk aan de nettoactiefwaarde van de aandelen volgens de laatst goedgekeurde jaarrekening’. Aandeelhouders van vennootschappen die een beperkt eigen vermogen hebben maar wel een mooie rentabiliteit, kunnen dus eigenlijk geen marktconforme prijs voor hun aandelen krijgen, want bij dit type vennootschappen is:

  • de rendementswaarde gewoonlijk doorslaggevend, en niet (enkel) de intrinsieke waarde of de gecorrigeerde nettoactiefwaarde, en;

  • die wordt bovendien meer dan eens over een aantal jaar bekeken. Het laatste jaar is niet altijd representatief voor de gemiddelde prestaties van de onderneming, en bovendien kan het resultaat van het laatste boekjaar al beïnvloed zijn door de discussies die er bestaan op aandeelhoudersniveau (en mogelijks al zijn doorgesijpeld in het bestuur, die in de Vlaamse KMO’s dezelfde zijn als de aandeelhouders).

Tenslotte, nadat de vennootschap de aandelen kocht, moeten deze worden vernietigd en dat vereist uiteraard een statutenwijziging.