<< Terug naar artikels
Boekhouden en fiscaliteit
- 9 -
juni
2015

Het Antwerps Hof van Beroep brengt duidelijkheid over de belastbaarheid van interne meerwaarden



Mid februari 2015 boog het Hof van Beroep van Antwerpen zich over de vraag wanneer interne meerwaarden belastbaar zijn, m.n. welke verrichtingen binnen het normaal beheer van het privé-vermogen vallen.

Wat zijn “interne meerwaarden”?

“Interne meerwaarden” zijn meerwaarden op aandelen die zijn verwezenlijkt door een natuurlijke persoon naar aanleiding van de overdracht (verkoop of inbreng) van deze aandelen aan een holdingvennootschap die hij rechtstreeks of onrechtstreeks controleert. De latente meerwaarde op de aandelen wordt vastgeklikt door de vorming van het gestort kapitaal (inbreng) of de boekwaarde van de deelneming (verkoop).

Belastbaar als divers inkomen

De fiscus meent dat deze interne meerwaarden belastbaar zijn op basis van artikel 90, 9°, 1 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen: diverse inkomsten zijn meerwaarden op aandelen die zijn verwezenlijkt naar aanleiding van de overdracht onder bezwarende titel van die aandelen buiten het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid, daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van een privévermogen. Interne meerwaarden zijn dus in principe belastbaar tegen 33%, vermeerderd met de gemeentebelasting, tenzij kan worden bewezen dat de transactie gebeurde binnen het normaal beheer van het privé-vermogen.

Normale verrichting van beheer van privé-vermogen

Wat onder een “normale verrichting van beheer van privé-vermogen” moet worden begrepen, staat nergens met zoveel woorden in de wet. De rulingcommissie heeft in een aantal adviezen wel toelichting gegeven. In een eerste Advies van de Dienst Voorafgaande Beslissingen dd. 22 maart 2011 worden 3 voorwaarden opgelegd:

  • De rulingcommissie vereist een marktconforme waardering van de aandelen, incl. verslag, van de aandelen;
  • Ook moeten voldoende financiële en economische argumenten de noodzaak voor een holding verantwoorden;
  • De transactie is abnormaal als binnen de 3 jaar na de inbreng in de holding, een kapitaalvermindering wordt doorgevoerd of de dividendenpolitiek of de uitkering van management fees en bestuurdersbezoldigingen wijzigt. Deze voorwaarden gelden zowel op het niveau van de holding als de exploitatievennootschap(pen). Aldus zou de inbreng niet in hoofdzaak tot doel kunnen hebben om de overtollige liquiditeiten in de exploitatievennootschap(pen) met een minimum aan belasting (dmv de DBI-aftrek) naar de holding te doen doorstromen om die dan via een kapitaalvermindering uit de holding te halen. Dit betekent niet dat een kapitaalvermindering nadien bijvoorbeeld niet mogelijk zou zijn, wel dat de belastingsplichtige moet bewijzen dat deze binnen het normaal beheer van zijn vermogen valt, deze een toegevoegde waarde heeft, en de belastingsplichtige niet de intentie heeft om belastingen te vermijden. Een toets aan artikel 344, §1 W.I.B. 1992 dus.

 

Twee jaar later, met een advies van 22 maart 2013, voegt de Rulingcommissie hieraan toe dat de overtollige liquiditeiten op zich in de weg staan van het ‘normaal beheer’. Voorafgaand aan de inbreng zouden deze dus via een divididenduitkering uit de exploitatievennootschap moeten worden gehaald, tenzij kan worden aangetoond dat ze noodzakelijk werkkapitaal vormen of zullen worden gebruikt voor een concrete investering.

Wat overtollige liquiditeiten zijn heeft de Dienst Voorafgaande Beslissingen met een derde advies op 28 november 2013 verduidelijkt: alle in de exploitatievennootschap(pen) aanwezige liquiditeiten, al dan niet (her)belegd in roerende of onroerende waarden, die niet dienen voor de uitoefening van de core-business en waarbij rekening wordt gehouden met de bedrijfspolitiek, de bedrijfseconomische context en de behoefte aan liquiditeiten die nodig zijn voor de normale werking van de vennootschap of groep. Het moge duidelijk zijn dat dit geen eenvoudige denkoefening is, maar wel één die door de belastingsplichtige moet worden gemaakt wanneer een ruling wordt aangevraagd.

Hof van Beroep Antwerpen

In 2005 verkocht een apothekeres het merendeel van haar aandelen in haar BVBA aan een nieuw opgerichte holding. Volgens de fiscus waren de interne meerwaarden belastbaar, en dat omdat:

  • De holding met dit doel was opgericht;
  • De prijs voor de aandelen hoog was, en de waardering niet onderbouwd;
  • De holding een lening was aangegaan met het oog op de verwerving van de aandelen;
  • De dividendenpolitiek en managementfees waren gewijzigd na de verkoop van de aandelen;
  • ...

Het Hof weerlegt deze argumentatie:

  • Het gebrek aan een waarderingsverslag was in casu niet doorslaggevend omdat de fiscus had nagelaten te bewijzen dat de prijs te hoog was. Bovendien is een hoge prijs, dus de grootte van de meerwaarde, op zich geen criterium om uit te maken of het over normaal beheer van het privé-vermogen gaat;
  • De adviezen van de Dienst Voorafgaande Beslissingen maken geen wet: zijn de voorwaarden (supra) niet nageleefd, dan wil dit nog niet zeggen dat sprake is van een verrichting buiten het normaal beheer van het vermogen.